Werken in het eerste Mierenreservaat van Nederland

Tekst en foto’s: Remco Brand
Tijdens onze laatste werkdag werd onze koffiepauze verrijkt door een bezoek van Jinze Noordijk, die een toelichting heeft gegeven over het gebied waar we al jaren in werken. Hij is mierendeskundige bij het EIS en gaf ons een kijkje in het hoe en waarom van dit mooie stukje heide.

Totstandkoming Mierenreservaat
Gemeente Ede, eigenaar van dit gebied, was geschrokken van de achteruitgang van de natuur in de gemeente. Naar aanleiding hiervan is er geld vrijgemaakt en een ecoloog ingeschakeld voor nader onderzoek. In gemeente Ede leven zo’n 15.000 soorten, maar in dit kleine stuk waar wij werken al 10.000!
Resultaat van dit onderzoek was een korte en lange termijn planning; het ‘mierenreservaat’ is een project dat op korte termijn opgepakt kon worden.
Naar aanleiding hiervan heeft Jinze onderzoek gedaan naar de soorten mieren die hier leven. In deze strook van 700 meter zijn 28 soorten mieren te vinden, waaronder ook de zuidelijkste kolonie van de Satermier. Gezien een aantal soorten volledig ondergronds leven is het mogelijk dat dit nog oploopt.

Wat maakt dit terrein bijzonder?
Het hele terrein is ‘rand’ met akker, bos en heide wat veel microklimaten biedt voor de verschillende soorten. In geval van de ondergrondse soorten, blijven ze op een plek waarbij de koningin tot wel 20 jaar kan leven. In dit gebied is vroeger nooit geplagd of machinaal bewerkt, wat ruimte geeft aan deze soortenrijkdom. De vrijwilligers werken hier al sinds ’86 en handwerk versus elektrisch werken werpt dus haar vruchten af.
Als onderdeel van Samen sterker met natuur – programma biodiversiteit heeft Jinze in 2020 een beheerplan opgezet in opdracht van de gemeente Ede. Zoals nu al het geval is, werken we hier verder met 3 vrijwilligersgroepen om dit mooie gebied in stand te houden en uit te breiden. Het gebied blijft open voor recreatie en zal niet omheind worden, informatiebordjes zijn (al enige tijd…) onderweg!

Gevolgen voor onze werkzaamheden
We hebben ons afgelopen jaren primair gericht op het open houden van het gebied. Dit is in de kern goed, maar er zijn enkele aandachtspunten.
Waar we nu vaak alle jongen bomen weghalen, betekent dit ook dat er geen jonge bomen met bladluis zijn die nodig zijn voor de mieren. Advies is toch elke 10 stappen toch een enkel boompje voor bladluis. Inlandse eik bijvoorbeeld laten staan als trage groeier, net als jonge dennen tot jaar of 7. Amerikaanse eik kan (uiteraard) wel weg!
Geen takkenrillen opbouwen aan de rand van het bos. Deze overgangszone onder bomen/in de zon is een waardevol gebied voor verschillende soorten. Beter is om hopen takken neer te leggen iets verder het bos in zodat het daar in kan klinken. Op termijn is afvoeren en (lokaal) versnipperen wellicht een optie.
Het is nieuw en er is geen vergelijk, dus er zal ‘lerend beheerd’ moeten worden. Hopelijk kunnen we in samenwerking met Gemeente Ede en EIS er nog iets mooiers van maken!

Voor de liefhebbers nog wat leesvoer
Item in Vroege Vogels
Artikel in het AD
Programma Biodiversiteit Gem. Ede
Beheerplan EIS